Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2465

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700897/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 mei 2004 heeft het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (hierna: het landelijk bureau) aan appellante een ouderbijdrage opgelegd.


Uitspraak

200700897/1. Datum uitspraak: 29 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/708 van de rechtbank Groningen van 19 december 2006 in het geding tussen: appellante en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. 1.    Procesverloop Bij besluit van 4 mei 2004 heeft het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (hierna: het landelijk bureau) aan appellante een ouderbijdrage opgelegd. Bij besluit van 29 maart 2006 heeft het landelijk bureau het door appellante daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 19 december 2006, verzonden op 21 december 2006, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 14 maart 2007 heeft het landelijk bureau van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. D.Y. Li, advocaat te Groningen, is verschenen. Het landelijk bureau is met bericht niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Bij besluit van 4 mei 2004 heeft het landelijk bureau aan appellante een ouderbijdrage krachtens het Besluit bijdragen justitiële kinderbescherming en vrijwillige jeugdhulpverlening opgelegd. Bij de beslissing op bezwaar van 29 maart 2006 heeft het landelijk bureau het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar buiten de termijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. 2.2.    Appellante stelt dat de rechtbank heeft miskend dat zij het besluit van 4 mei 2004 niet heeft ontvangen en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. 2.3.    Niet in geding is dat het huisadres van appellante vermeld op het besluit van 4 mei 2004 juist is.    Vast staat dat het landelijk bureau het besluit niet aangetekend of met bericht van ontvangst heeft verzonden. De rechtbank heeft echter terecht en op goede gronden overwogen dat het landelijk bureau aannemelijk heeft gemaakt dat de inhoud van het besluit van 4 mei 2004 in ieder geval al in 2004 aan appellante bekend was. Hierbij is in aanmerking genomen dat het landelijk bureau voor de betaling van de ouderbijdrage accept giro's naar het huisadres van appellante heeft verzonden en in 2004 en 2005 met regelmaat betalingen zijn verricht, zodat het er voor moet worden gehouden dat appellante toen met de inhoud van het besluit bekend was. De stelling van appellante dat zij het besluit niet heeft ontvangen, kan gegeven het vorenoverwogene niet geloofwaardig worden geacht.    Nu appellante eerst bij brief van 2 november 2005 bezwaar tegen het besluit van 4 mei 2004 heeft gemaakt, heeft de rechtbank de termijnoverschrijding op goede gronden niet verschoonbaar geacht en is de rechtbank terecht tot haar oordeel gekomen. 2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Bindels Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007 85.